Page images
PDF
EPUB

eener abdij ontsluiten, waar hij het getemperd licht in gekleurde spitsboogvensters ziet spelen, de toonen van het orgel hoort ruischen, en hij naar hartelust zich aan zijne mijmeringen kan overgeven. Dáár geniet hij van het leven. Nergens elders zoozeer als dáár voelt hij in zijne borst de dichterlijke roeping ontwaken, die eenmaal, wie weet? hem tot ziener, tot godsgezant, tot profeet wijden zal.

De twee gemoedsstemmingen, door Milton als de tegenstelling van Mirth en Melancholy aangeduid, hebben elk hare eigen fysionomie. Mirth is eene nimf, dochter van Zefyr en Aurora. Haar dekt geen ander gewaad dan het dons harer eigen eeuwige jeugd. Om haar mond speelt de scherts; hare wangen hebben vriendelijke kuiltjes. Zij drijft de zorgen op de vlugt, en ontketent den gullen lach. Tot boezemvriendin heeft zij de Vrijheid, en zamen komen zij aangedanst van het gebergte naar de vallei. 1

Melancholy is óók een goddelijk wezen, maar van edeler afkomst nog dan Mirth. Haar schonk Vesta het leven, dochter en gade van Saturnus, vóór de opkomst der meer wereldsche dynastie van Zeus. Melancholy draagt een lang en slepend kleed van donkerkleurige stof. Een zwarte sluijer dekt hare schouders. Er is majesteit in de snede en de golving van haar gewaad, in haar statigen gang, in haar onafgewend naar den hemel gerigt oog. Haar wezen ademt rust. Zij bemint de afzondering van gebaande wandeldreven. Haar natuurlijke medgezel is de engel van het schouwend leven, en zijzelve vertoont de trekken eener godgewijde vestaalsche maagd. 2

1. Haste thee, nymph, and bring with thee

Jest and youthful jollity,

Quips, and cranks, and wanton wiles,
Nods, and becks, and wreathed smiles,

Such as hang on Hebe's cheek,
And love to live in dimple sleek;
Sport that wrinkled Care derides,
And Laughter holding both his sides,
Come, and trip it, as you go,
On the light fantastic toe;

Wie de onderstaande verzen vergelijkt met de aangehaalde uit Comus, bewondert Milton's snelle vordering en in de oorspronkelijkheid tusschen de zamenstelling van het eene en het andere gedicht. Reeds is hij met vasten tred als uitgetrokken tot verovering van den versbouw van het Verloren Paradijs: zoo breed, majestueus, en zwaargew apend. Maar de liefde voor het zangerige leeft nog in hem. Aan den anderen kant ontmoeten wij hier niet langer de weelderige beeldspraak der vroegere periode, zaamgeweven uit louter her

And in thy right hand led with thee
The mountain nymph, sweet Liberty;
And, if I give thee honour due,
Mirth, admit me of thy crew,

To live with her, and live with thee,
In unreproved pleasures free.

2. Come, pensive nun, devont and pure.
Sober, steadfast, and demure,
All in a robe of darkest grain,
Flowing with majestic train,
And sable stole of cypress lawn
Over thy decent shoulder drawn.
Come, but keep thy wonted state
With even step and musing gait;
And looks commercing with the skies,
Thy rapt soul sitting in thine eyes:
There, held in holy passion still,
Forget thy self to marble, till
With a sad leaden downward cast

Thou fix them on the earth as fast:

And join with thee calm Peace, and Quiet,

Spare Fast, that oft with gods doth diet,

And hears the muses in a ring

Aye round about Jove's altar sing:

And add to these retired Leisure,

That in trim gardens takes his pleasure.
But first and chiefest, with thee bring
Him that yon soars on golden wing,
Guiding the fiery-wheeled throne,
The cherub Contemplation.

inneringen van goden en godinnen. De mythologie wordt alleen nog te baat genomen om op slag te geraken. Is het onderwerp eenmaal bereikt, dan verkrijgt alles een nationaal karakter het landschap, de wereld in de stad, de wereld binnenshuis. In dit opzigt zijn de Allegro en de Penseroso Milton's volmaaktste werk. Nergens is hij zoozeer het kind van zijn geboortegrond; de dichter van het Engeland der 17de eeuw, vóór 1648. Eene geïllustreerde uitgaaf zou eene geheele portefeuille oudvaderlandsche schetsen kunnen vormen, uit den tijd toen Cromwell het land zijn ijzeren juk nog niet had opgelegd, de burgeroorlog velden en steden nog niet had verwoest, de beschaving der kavaliers nog bloeide, de kunstlievende Karel I de overlevering van Elisabeth nog handhaafde, en dichterlijke jongelingen, in plaats van tusschen twee katechismussen te moeten kiezen, nog beurtelings zich konden laten bezielen door twee muzen, eene levenslustige en eene peinzende. Milton's Melancholia heeft weinig meer dan den naam met die van Albrecht Dürer gemeen, welke wij onwillekeurig als een beeld van het scepticisme en zijne wanhoop beschouwen. Dürer schijnt gedacht te hebben aan de bijbelsche droefheid dezer wereld, kiem van den bijbelschen tweeden dood; Milton veeleer aan de bijbelsche zaligspreking Gezegend zij die treuren, want zij zullen getroost worden." Ten minste, zijne droefgeestigheid is in het geheel niet terugstootend. Verdraagzaam, nog niet met puriteinschen afkeer van geschilderde kerkvensters of vierstemmig kerkgezang vervuld, zou zij zeer wel de dichterlijke weemoed van een middeneeuwsch kloosterbroeder hebben kunnen zijn; van een Ekkehard of een Ruysbroeck. Zij gaat gepaard met liefde voor de natuur, voor studie, voor allerlei poëzie en kunst. Zij is de behagelijke en zelfbehagelijke droefgeestigheid van den vrijgezel uit keuze, noch hervormer, noch filanthroop, en even weinig minnaar als voorbestemd huisvader.

[ocr errors]

De twee zangsters, beurtelings door den dichter aangeroepen, zijn twee schoone jonkvrouwen. Haar onderscheiden inborst en uitwendig voorkomen worden naauwkeurig geteekend. Maar het treft, dat onder de goede gaven, om welke Milton de eene en de andere smeekt, noch hare liefde voorkomt, noch de liefde

hetzij eener Eva, hetzij eener Psyche. Wij hebben in den Allegro-Penseroso bij uitnemendheid met eene celibatairs-poëzie te doen; en niet in den Allegro-Penseroso alleen. In het Herwonnen Paradijs zal Belial aan de vergaderde leden van het Pandæmonium voorstellen, Gods zoon in de woestijn ten val te brengen, door de schare der Danaë's, der Laïssen, der Aspasia's, op hem af te zenden; en de mefistofelische Belial blijft daarbij geheel in zijne rol. Doch bij monde van Satan verwerpt aanstonds de dichter deze proef als ongeschikt. Een wezen als Jezus, zegt Satan, is voor zulke verleiding niet vatbaar. Satan zelf is dit in het andere groote gedicht evenmin. Zijne éénige drift is eene drooge, verschroeijende, volstrekt onmaatschappelijke soort van eerzucht; de eerzucht in perkament van een uitgebloeid jongeling. Het Pandæmonium is eene wereld van ongepaarde mannen. Het rijk van God evenzoo. Zelfs de maagd Maria schittert in Milton's hemel bijna alleen door hare afwezigheid. De Eva van het Verloren Paradijs is een aanvallig wezen, doch "tellement bête", zouden de Franschen zeggen, dat alleen de rederijker en huisonderwijzer Adam door haar bekoord is kunnen worden. Uitnemend verstaat Milton de kunst, eene Delila te schilderen; eene vrouw, wier tederheid, zoo zij die ooit gekend heeft, ten slotte ondergaat in spijtige vaderlandsliefde. Edelaardig is in Comus de jonkvrouwelijke Lady Alice, wanneer zij de eerbaarheid welsprekend laat worden en zij de onschuld onder de bijzondere hoede der Voorzienigheid stelt. Maar nooit is Milton de dichter der liefde geweest, en nooit heeft hij aanleg gehad het te worden. Het ideaal dier drift ontbreekt bij hem, zoowel in de manlijke als in de vrouwelijke gedaante.

Ik geloof dat naar aanleiding van den Allegro en den Penseroso, hierop zonder oneerbiedigheid gedrukt kan worden. Deze twee gedichten zijn zóó vertrouwelijk, zóó personeel, dat, indien ergens, wij hier met regt de uitdrukking van 's dichters geheimste aandoeningen zoeken, negatieve en positieve. Milton, bevinden wij, is een Romeo zonder Julia geweest, een Faust zonder Gretchen; of zoo men liever wil, een Petrarca zonder Laura, een Dante zonder Beatrijs. Daaruit verklaart zich voor een deel het impopulaire zijner poëzie; de afgetrok

VIII

12

ken soort van verhevenheid, binnen wier kring zij onze gedachten bepaalt. Tevens leert men er door begrijpen, hoe, na zijne terugkomst uit Italie en zijn optreden als bestrijder van het klerikalisme, het laten drukken van een pleidooi ten gunste der echtscheiding, in de pen gegeven door de ondervinding van een ongelukkig huwelijk, een zijner eerste daden geweest kan zijn. Dit proza heeft met zijne verzen in naauw verband gestaan. Milton was niet in de wieg gelegd, om levenslang slechts dichter te zijn. Zijn gemoed kwam daarvoor eene snaar te kort. Er moest een tijd aanbreken, dat hij de poëzie liet rusten, de schouwende en peinzende, om zich aan de strijdvragen van den dag te wijden.

V

Van Milton's schrijfwijze in de laatste levensjaren, toen de omstandigheden hem tot een ambteloos bestaan veroordeeld hadden en hij ter wille zijner persoonlijke veiligheid zich in acht moest nemen, kan best van al zijne Geschiedenis van Engeland als maatstaf dienen, voltooid in 1670. In zes boeken omvat zij het geheele tijdperk, dat van het begin onzer jaartelling zich uitstrekt tot het jaar duizend ongeveer. Milton heeft zich veel moeite gegeven, om door dit toen nog maagdelijk woud der oudste engelsche historien zijn lezers een pad te kappen. Het was niet genoeg, Cæsar of Tacitus te volgen. Die konden alleen zijne eerste schreden besturen. Daarna, al stiet (niet minder dan de denkwijze der monniken zelven) het monnikenlatijn hem af, daarna moest menige middeneeuwsche kronijk doorgeworsteld en met andere kronijken vergeleken worden. Hij kon niet, zooals Shakespeare, volstaan met hier en ginds een greep te doen, een toestand te idealiseren, een historisch karakter dichterlijk en waarschijnlijk te maken. Al schreef hij niet voor geleerden, slechts voor beschaafden, hij behoorde zoo veel mogelijk een aaneengeschakeld verhaal te leveren; en dat verhaal moest daarenboven doen uitkomen (want hij studeerde min of meer met een politiek bijoogmerk), dat de staatsinstellingen der puriteinen geen nieuwigheden geweest waren, maar een teruggaan tot de zuiver nationale toestanden uit den tijd vóór

« PreviousContinue »