Page images
PDF
EPUB

naar den tekst van een zangspel gelijken. Deze herinnering aan het tooneel is niet willekeurig. Plato berispt in één adem de homerische gezangen en de tooneelpoëzie. Hij spreekt van Homerus en andere tragische dichters."

Ilias en Odyssea beiden beantwoorden geheel aan deze voorstelling. Werden zij in later eeuw, bij de olympische spelen en elders, voorgedragen met begeleiding van snarenspel, het reciet bleef hoofdzaak. Voor de aoden kwamen de rhapsoden in de plaats, en elke zang heette voortaan eene rhapsodie. Hetgeen door verschillende aoden was gedicht, en betrekking had op den trojaanschen oorlog, werd door de rhapsoden bijeengevoegd. De rhapsoden stonden tot de aoden, gelijk in de midden-eeuwen de jongleurs tot de trouvères, of gelijk nog heden, bij de Finnen, een runaïa tot de vinders van het Kalevála staat.

Van Homerus zelven, ik herhaal het, weten wij niets. Zijne geschiedenis verliest zich in nevelen. Hoogstens kan aangenomen worden dat hij uit Klein-Azie stamde. Maar voor het regt verstand, zeer in het algemeen, der naar hem genoemde werken, hebben wij genoeg aan het denkbeeld, dat hij als een andere Demódocus verbonden is geweest aan de hofhouding van een grieksch vorst ter oostkust van de Middellandsche zee, of regerend over een der naburige eilanden. Zelf de beroemdste der aoden, heeft hij zijn naam gegeven aan een geheel geslacht, door de Muzen bemind. Zijn naam ook aan een litterarischen vorm, waarvan wij in Ilias en Odyssea de volledigste en gelukkigste uitdrukking bezitten.

II

De opmerking is van belang, al klinkt zij bijna te eenvoudig, dat Ilias en Odyssea ons in eene fabelwereld verplaatsen. De levenswijze der menschen, de beweegredenen hunner handelingen, hunne handelingen zelven, worden in de homerische gezangen voorgesteld met zulk eene treffende waarheid, naar zulke natuurlijke, voor alle eeuwen en hemelstreken geldende wetten, dat er eene ongeëvenaarde begoocheling ontstaat. Men zou zweren: ontdoe slechts deze dichterlijke verhalen van dit en

dat onwezenlijk bijvoegsel, aan de grieksche mythologie ontleend, en er blijft zuivere geschiedenis over.

Die bijvoegselen echter, op de keper beschouwd, beheerschen het overige in zulke mate; de schijnbare geschiedenis staat zoo zeer onder den invloed der mythe, dat men zonder haar te kunnen aannemen, sympathie gaat gevoelen voor de meening van moderne uitleggers, die den geheelen trojaanschen oorlog voor eene voorstelling van den grooten strijd tusschen dag en nacht houden, uit de indische mythologie overgenomen door de grieksche, of, krachtens eene gemeenschappelijke afkomst, zelfstandig door de grieksche voortgebragt.

De op den Olympus spelende tooneelen, voornaam bestanddeel van het mythologische of bovennatuurlijke in de homerische gezangen, komen in de Odyssea niet zoo veelvuldig als in de Ilias voor. Zij zijn er zelfs zeldzaam, en uit dien hoofde kan in dit opzigt de Odyssea gemakkelijker overzien worden. Nogtans blijft de overvloed van het legendaire en het eigenlijk gezegd mythologische, merkwaardig genoeg.

De held en naamgever der Odyssea, koning der Cefallénen en verblijf houdend op Ithaka, is de achterkleinzoon van een god, Hermes, wiens Mercurius-aard zich op hem heeft overgeplant. Om zijne schranderheid staat hij onder de bijzondere bescherming der godin Athena, die ook zijn zoon Telemachus, gedurende 's vaders afwezigheid, telkens hulp verleent. Aan Telemachus verschijnt Athena in de gedaante van wijze raadgevers van leeftijd; aan Penelope in de gedaante eener waarschuwende en troostende zuster; aan Ulysses-zelf in die van een jong herdersvorst. Zij doet hem naar willekeur van uitzigt veranderen. Het eene oogenblik gelijkt hij een ouden bedelaar, en komt hij in die vermomming de gastvrijheid van zijn eigen varkenshoeder Euméus inroepen; het andere oogenblik is hij een schoon man, in de kracht des levens, zoodat Nausicaä, de aanvallige dochter van Alcinous, hem in stilte tot echtgenoot begeert. Bij het gevecht met de belagers van Penelope verandert de godin zichzelve in eene zwaluw, en vliegt naar een balk aan den zolder. De aanleiding tot Ulysses' tegenspoeden is dubbel. Hij deelt in de gevolgen van Athena's toorn over het ontheiligen van haar tempel te Troje, door een der Ajaxen. Daarom moet hij zwerven,

Doch behalve deze alge

al heeft de godin deernis met hem. meene oorzaak is er eene bijzondere. Op een zijner zwerftogten aangeland te midden der Cyklopen, in de Middellandsche zee, heeft hij den éénoog Polyfemus, die een zoon van den zeegod Poseidon is, met welbehagen van het gezigt beroofd. Te naauwernood door de godin Athena verbeden, heeft de god Poseidon gezworen, zich deswege op Ulysses te zullen wreken door storm op storm, schipbreuk op schipbreuk. Menelaus verhaalt Telemachus van een fantastisch zeegod, Proteus, die naar welgevallen de gedaante van een leeuw, een draak, een panther, een everzwijn, eene beek, een boom aanneemt, en tusschen de zich in de zon koesterende robben, middagslaapjes komt liggen doen aan het strand. Ulysses krijgt van den eilandkoning Eolus een buidel ten geschenke, waarin al de windstreken opgesloten zijn, de Zefyrus uitgezonderd. Behalve de Sirenen, aan wier tooverzangen hij met moeite ontsnapt, leert Ulysses twee van den Olympus half en half onafhankelijke Middellandsche zeegodinnen kennen, die beurtelings magt over hem uitoefenen. Aan Circe's lagen ontkomt hij door den bijstand van den familiegod Hermes, zijn overgrootvader van moederszijde; aan Calypso's liefkozingen en verleidelijke voorstellen, door den sterken trek naar zijn vaderland, dien Pallas Athena bij hem doet ontwaken. Hij onderneemt een togt naar de grenzen van het doodenrijk, en weet de schimmen van beroemde afgestorvenen, door haar het bloed van offerdieren te laten drinken, het eeuwig stilzwijgen te doen verbreken. Op het eiland der Feaciers vindt hij wonderdadige schepen, die in één dag wonderdadige reizen volbrenger en zelven met denkvermogen begiftigd zijn, even als hunne bemanning. Sommige zijner ontmoetingen (met de Lotus-eters, de Lestrygonen, de Cimmériers, het monster Scylla) vallen meer binnen de gewone grenzen der heldensage. Desverkiezend kan men er bij denken aan de lotgevallen van Robinson Crusoë. Zuiver mythologisch daarentegen is hetgeen Ulysses op het eiland Thrinacia wedervaart, waar zijne onvoorzigtige en ongehoorzame volgelingen, door den honger gedreven, eenige koeijen van den Zonnegod slagten. De god, vertoornd, begeeft zich naar den Olympus, en dreigt Zeus de onderwereld te zullen gaan beschijnen, indien zijne beleedigers niet gestraft worden.

Die zonnekoeijen verplaatsen regtstreeks te midden van de mythologie der Veda's.

In de Ilias speelt Helena eene voorname rol. Zij treedt er, gelijk in de Odyssea, gastvrouw van Telemachus ten hove van Menelaus, niet anders op dan als eene door schoonheid verblindende, ontzag inboezemende vorstin. Bovennatuurlijke handelingen worden door Helena bij Homerus niet gepleegd; evenmin als men bespeuren kan, dat het schenden der huwlijkstrouw nadeel heeft gedaan aan haar karakter, dat uitmunt door betrekkelijke verhevenheid en iets onwederstaanbaar bekoorlijks. Haar onvrijwillige schoonvader Priamus noemt haar, ondanks het voorgevallene, lief kozend „mijn kind;" en zelve erkent zij dankbaar, bij Hektor's lijk, dat deze steeds voor haar in de bres is gesprongen. Nogtans heet zij niet voor niet in de Ilias de dochter van Zeus. Die bijnaam wijst op een bovennatuurlijken oorsprong, en knoopt zich vast aan de mythe van Helena's geboorte uit een ei, verklaard door het verschijnen van Zeus aan hare moeder Leda, in de gedaante van een zwaan. Helena's broeders, in de Ilias door haar genoemd, zijn de lichtgoden Castor en Polydeuces. De godin der liefde, Afrodite, heeft haar bewogen, naar de voorstellen van Paris te luisteren, toen deze te Sparta de gastvriend van Menelaus was; en Helena's bezit is door Afrodite aan Paris beloofd, omdat, op de bruiloft van Peleus en Thetis, Paris aan haar, Afrodite, den prijs der schoonheid had toegekend. Zoo ontstond de trojaansche oorlog, ondernomen om de Trojanen te tuchtigen voor Helena's roof en het schenden der gastvrijheid door den zoon van Priamus. Vandaar ook verdeeldheid tusschen de goden en godinnen onderling. De miskende Hera en de miskende Athena trekken partij voor de Grieken; de zegevierende Afrodite (Venus van Milo) voor Paris en de Trojanen. De Olympus verkeert in een pendant van hetgeen aan den Hellespont onder de menschen voorvalt.

Geen toespelingen worden in de Ilias op de sage gemaakt, volgens welke Gea, de godin der aarde, zich met klagten wegens overbevolking tot Zeus gewend, en Zeus door het verwekken eener groote wederzijdsche slagting onder Trojanen en Grieken, Gea's bezwaar gedeeltelijk uit den weg zou ge

ruimd hebben. Wel daarentegen staat de noodlottige bruiloft, waar Paris te kwader uur door Zeus als scheidsregter ingeroepen werd, nog op eene andere wijze met den trojaanschen krijg in verband. De bruid en zeegodin Thetis wordt, bij den aardschen bruidegom Peleus, de moeder van Achilles, en de geheele Ilias beweegt zich om hetgeen, ter wille van Achilles, op verzoek van Thetis, god Zeus doet of laat.

Met deze bovennatuurlijke betrekkingen is het verloop des gedichts voortdurend in overeenstemming. Op voorspraak der godin Thetis wordt de nieuwe wapenrusting van Achilles gesmeed door den god Hefaestus. Achilles' wagenpaarden zijn van goddelijken oorsprong, en begaafd met menschelijk spraakvermogen. De rivieren Simoïs en Skamander ziet men zelfbewuste wezens worden, die den toornenden held pogen te stuiten in zijne vaart. Thetis komt uit de zee gerezen en onderhoudt zich met haar zoon. Thetis stijgt naar den Olympus, en gaat Zeus raadplegen.

Ook Agamemnon en Menelaus zijn aan de goden vermaagschapt. Agamemnon's scepter, in de Ilias beschreven, is eene familie-reliek, afkomstig van Agamemnon's grootvader Pelops, aan wien dit erfstuk, op last van Zeus, door Hermes ten geschenke gegeven was. Pelops, op zijne beurt, is de zoon van den klein-aziatischen vorst Tantalus, bij wien de goden ter maaltijd gekomen zijn. Pelops werd door hen uit de dooden opgewekt, toen zijn vader hem geslagt en aan de goddelijke gasten, ten einde hen op de proef te stellen, voorgezet had. De betrekking tusschen Agamemnon en de goden van den Olympus is zoo levendig gebleven, dat Zeus (de Agamemnon des hemels, prototype van den Agamemnon der aarde) hem regtstreeks een droomgezigt toezendt wel is waar om hem te misleiden. Zeus' toeleg wordt door Poseidon verijdeld, die, wanneer de Grieken zware nederlagen geleden hebben, hun koning en henzelven moed komt inspreken.

[ocr errors]

De Trojanen, eindelijk, zijn van dit verkeer met den hemel niet uitgesloten. Zij worden de Dardaniers genoemd, naar hun stamvader Dardanus, een zoon van Zeus. Dardanus' kleinzoon, Ilus, wordt de stichter der stad Ilion; zijn zoon Tros geeft zijn naam aan het landschap. Tros is de vader van Ganymedes,

« PreviousContinue »