Page images
PDF
EPUB

wonderkind geweest! is voor de nakomelingschap zoozeer de groote vreemdeling gebleven! Wanneer buitengewone wezens uit het verleden vóór ons staan als sfinxen, dan zijn wij dankbaar, indien het gesloten boek ook maar bij één hoofdstuk openvalt.

I

De Poems staan niet volstrekt op zichzelf, elk afzonderlijk. Evenmin ontbreekt elk punt van aanraking met de Plays. In de Merry wives of Windsor wordt een der keurigste gedichtjes uit den Verliefden Bedevaartganger aangehaald; hoewel ik er bij moet voegen, dat sommigen het aan Marlowe toeschrijven. Verschillende klinkdichten uit dezelfde verzameling vindt men woordelijk in Love's labours lost terug; dan wel, zij zijn uit het blijspel daarin overgegaan. Dit feit helpt staven, dat de Poems tot een vroeger tijdperk van 's dichters loopbaan behooren. Love's labours lost is een zijner dramatische eerstelingen geweest.

Andere klinkdichten van den Passionate Pilgrim, hier en ginds met afwijkende lezingen, komen ook in de later verschenen volledige uitgaaf der Sonnets voor. De zeventien eerste van deze verzameling begeven zich in dezelfde soort van bespiegelingen als Venus and Adonis, maar, uit de mythologie overgebragt op een geval in 's dichters eigen omgeving. Eén sonnet gewaagt in het meervoud van books", waaruit de toegesproken vriend tot 's dichters inborst heeft kunnen besluiten. Men denkt daarbij onwillekeurig aan de twee groote verhalende verzen, opgedragen aan graaf Southampton. In een ander wordt tot den vriend gezegd, dat hij de schoonheid én van Adonis én van Helena in zich vereenigt. Adonis kennen wij reeds. Helena wordt in The rape of Lucrece vermeld, wanneer Lucretia ten einde den ondragelijken tijd te dooden, die tot de terugkomst van haar echtgenoot nog verloopen moet, in hare binnengallerij naar het groote doek gaat zien, voorstellend den brand van Troje.

Met de jaren is Shakespeare hoe langer hoe natuurlijker ge

worden; is hij meer en meer uit de engelsche volkspoëzie gaan putten, met terzijdestelling van overeengekomen italiaansche modellen. Wanneer hij zijne eerste dramatische proeve laat vertoonen, wier oudste uitgaaf tot 1598 teruggaat, dan schijnt hij met zijne eigen sonnetten reeds half den draak te steken. Toen al was hij het genre ontgroeid.

Dit belet echter niet dat zijn eigenaardige stempel nergens gemist wordt. In Venus and Adonis komt eene wonderschoone, aan de jagt op klein wild gewijde beschrijving voor, die onmiddellijk aan sommige beroemde plaatsen uit de Plays herinnert. De sprongen, angsten, berekeningen, van een haas nagezeten door de honden, worden er geteekend met eene naauwkeurigheid en eene getrouwheid, die op persoonlijke waarnemingen en heugenissen uit de jongensjaren des dichters wijzen; toen hij, met of zonder akte, in de omstreken zijner geboorteplaats nogal eens uit jagen ging. Verboden genoegens plegen den blik dubbel te scherpen. En tegelijk is uit de realistische bijzonderheden op zulke wijze een greep gedaan, zijn de woorden zoo kunstig gekozen, zoo muzikaal, dat de poëzie ten volle tot haar regt komt.

De fraaiste partijen echter van het dichtstuk, want het genoemde is maar eene uitweiding, zijn de verschillende standen die men de hoofdpersoon Venus beurtelings ziet aannemen. Het eene oogenblik (een bosch is het tooneel der handeling) tilt zij Adonis van het paard, en vlijt, op den bemosten en bloeijenden bodem, zich naast hem neder. Het andere valt zij kwanswijs in zwijm; tot hij met een kus haar weder tot bewustzijn brengt, en zij met de gretigheid van een uitgehongerden roofvogel wederkeerig aan zijne lippen zich vergast. Dan weder, als Adonis van hare lief kozingen niet langer weten, en ter zwijnenjagt tijgen wil, stort zij ontsteld ter aarde, sleept in haar val hem mede, en poogt met geveinsden schrik hem tegen zichzelven te beschermen. Onderwijl heeft de fiere en jonge hengst van Adonis, dien hij met de teugels aan een tak gebonden had, eene in vrijheid opgegroeide merrie zien voorbijsnellen, maagdelijk als het woud. Het dier rukt zich los, rent de schuchtere na, verdwijnt in de verte, en Venus legt den pruilenden Adonis de moraal dezer fabel uit.

Men kan zeggen dat de rust en de soberheid van het antiek basrelief, beeldende kunst en letteren behoorlijk uiteengehouden, in deze verzen te zeer gemist worden. Maar als schilderwerk van Titiaan of Giorgione beschouwd, zijn zij buitengewoon fraai ; en wij moeten het verklaarbaar vinden dat van Venus and Adonis, tusschen 1593 en 1636, tien drukken verschenen zijn.

The rape of Lucrece heeft als tegenhanger en tegengift van het andere vers moeten dienen. De dichter, die zich nog een naam te maken had, moest niet beschuldigd kunnen worden, slechts uit te munten in het naakt. Hij wilde een sluijer werpen. Zijn geloof in vrouwelijke deugd was niet minder krachtig, dan zijne vermoedens omtrent vrouwelijke behaagzucht. De sluijer is, ik erken het, gelijk het met zulke intentionele bedekselen pleegt te gaan, wat lang uitgevallen en niet doorzigtig genoeg gebleven. Doch er staat tegenover, dat het de tragische Lucretia in het geheel niet schaadt, daarheen te schrijden als in eene lijkwâ. Zal zij ook niet binnen weinige uren zich den dolk in de borst stooten? Er is één tooneel (wanneer Lucretia den brief aan haar echtgenoot voltooid, en zij in den vroegen morgen een dienaar ontboden heeft om het handschrift naar het kamp te brengen); een tooneel, dat in oorspronkelijke schoonheid de aangrijpendste der historische drama's evenaart. Die bode is een brave, eenvoudige, bijna onnoozele knaap, die, wanneer zijne meesteres hem den brief overreikt, slechts bloost uit eerbied en als een boerenjongen. Maar zij, aan niets dan aan hare bezoedeling in den afgeloopen nacht door Tarquinius denkend, zij verbeeldt zich dat zijn blos achterdocht verraadt, halve kennis van haar geheim, halve deernis met hare schuldelooze schande. En nu gaat zij ook blozen. Hare verlegenheid doet de zijne nog toenemen; en naarmate de bediende sterker kleurt, verft ook een vuriger rood het voorhoofd en de wangen der edelvrouw, daareven nog marmerwit van onuitgesproken droefheid. Deze episode loopt van vs. 1331 tot vs. 1358.

Ook komen er in het gedicht van die uitdrukkingen en beelden voor, welke den geheelen Shakespeare der toekomst aankondigen. Als de kamenier, bij het binnentreden in den ochtend, Lucretia reeds gekleed vindt, dan wordt zij door dat beschreid gelaat, die vochtige oogen vol wanhoop, tot in de ziel getrof

fen; en haar overweldigt het medegevoel of those fair suns set in her misstress' sky, who in a salt-waved ocean quench their light. Lucretia zelve slingert eene welsprekende verwensching naar het hoofd van den persoon geworden Tijd, dien zij minachtend thou ceaseless lackey to eternity noemt, omdat hij op zijne schreden nooit terugkeert, en magteloos is dien afschuwlijken nacht haars levens ongedaan te maken. Bij uitnemendheid shakespeareaansch is hare apostrofe aan de Gelegenheid, handlangster van den Tijd. 1

Niets in The rape of Lucrece overtreft het karakteristieke dezer verzen; dan misschien alleen het tweetal, waarin de heldin, verdiept in den aanblik der schilderij van het uitgemoord paleis van Priamus, in gedachte tegen de onkuische en trouwbreukige Helena uitvalt:

Show me the strumpet that began this stir,

That with my nails her beauty I may tear!

Uit Kymbelyn onder de treurspelen, onder de andere uit Midsummernight's Dream, uit As you like it, uit Twelfth Night, uit Winter's Tale, voor een deel ook uit The Tempest, herinnert men zich, welke bevallige landelijke tooneelen Shakespeare weet te schilderen; hoe hij die met onschuldig minnende paren uit de allegorische herders en herderinnenwereld stoffeert; en welke uitnemende liedjes daarbij gezongen worden. De grot van Belarius, in het land van Wales; het bosch bij Athene, waar Oberon met Titania danst, en bevelen geeft aan Puck; het Ardennenwoud, den echo der gezangen van Jaques en Amiens en de verliefde geestigheden van Rosalinda herhalend; Caliban's onbewoond eiland, met Prospero's, met Ferdinand's, met Miranda's ooren, luisterend naar de zwevende melodien van Ariel; het landschap in Boheme, waar de vermomde 1. O Opportunity, thy guilt is great!

"T is thou that executest the traitors treason;
Thou set'st the wolf where he the lamb may get;
Whoever plots the sin, thou point'st the season;
'Tis thou that spurn'st at right, at law, at reason;
And in thy shady cell, where none may spy him,
Sits Sin, to seize the souls that wander by him.

koningszoon Florizel het hof maakt aan de als koningin der lente getooide Perdita, het gewaand schaapherdersdochtertje; Olivia's buitenverblijf in Illyrie, aan de kust der Middellandsche zee, met het paleis van hertog Orsino in het verschiet, die niet weet dat Viola een meisje is en wiens verdeeld gemoed behagen vindt in den klagenden toon van elegietjes, al deze beroemde partijen geven, in vollen wasdom en vollen bloei, hetzelfde wat The passionate Pilgrim in knop vertoont; de klinkdichten der verzameling het minst, de herderszangen het meest. Zoo de volgende landelijke vrijage" van Marlowe is, dan heeft Marlowe in hooge mate het talent bezeten, Shakespeare aan te kondigen. De herder spreekt tot een meisje :

Live with me, and be my love,

And we will all the pleasures prove
That hills and valleys, dales and fields,
And all the craggy mountains yields.

There will we sit upon the rocks,

And see the shepherds feed their flocks,
By shallow rivers, by whose falls
Melodious birds sing madrigals.

There will I make thee a bed of roses,
With a thousand fragant posies,

A cap of flowers, and a kirtle
Embroider'd all with leaves of myrtle.

A belt of straw and ivy buds,
With coral clasps and amber studs;
And if these pleasures may thee move,
Then live with me and be my love.

Het herderinnetje antwoordt:

If that the world and love were young,
And truth in every shepherd's tongue,
These pretty pleasures might me move
To live with thee and be thy love.

Telkens als men zulk een versje leest, staat men verbaasd over de buigzaamheid en zoetvloeijendheid, met klassieken

« PreviousContinue »